Op maandag 21 november gaf ik de eerste les van het project ‘Erfgoed van nu’ dat ik heb ontwikkeld voor het Stadsmuseum Zoetermeer. Het museum wil zijn collectie hedendaagse voorwerpen uitbreiden en zoekt daarbij de hulp van jongeren. De jongeren leren dat erfgoed dynamisch is, en niet ‘oude dingen’ of zelfs ‘lelijke ouwe dingen’. (dat waren antwoorden op de vraag die ik stelde aan het begin van de les: weet iemand wat erfgoed is?)
De leerlingen van de vierde klas vwo van het Picasso Lyceum in Zoetermeer bogen zich over actuele ‘erfgoedkwesties’. Ze bespraken de vraagstukken in tweetallen en bepaalden of zij vonden dat het om erfgoed ging, en probeerden aan te geven welke belangen ermee gemoeid waren.
Ze komen met interessante meningen en observaties. De twee jongens die (het spel) Bingo hebben gekozen, zeggen dat dat geen erfgoed is, ‘want het wordt nog steeds overal gespeeld.’ Hun ‘erfgoed-argument’ is dus blijkbaar dat iets voorbij moet zijn: geschiedenis. Een andere leerling brengt in dat het toch een mooie Oud-Hollandse traditie is. Waarop ik vraag aan de twee jongens, waar bingo eigenlijk vandaan komt. Uit Italië, is het antwoord. Daar moeten veel leerlingen om lachen. Ik zie dat ze dat niet verwacht hadden. Een meisje zegt: ‘De tulp komt toch ook niet uit Nederland?’ Inderdaad.
De kerkklokken in Móstoles (Spanje), die te luid beieren, zijn geen erfgoed, of moeten in ieder geval niet als zodanig aangemerkt worden. Dan kun je alle kerken wel erfgoed gaan noemen en dan moeten de gebedsoproepen van de imams ook overal, is het argument. Een meisje vertelt dat deze kwestie bij maatschappijleer aan de orde is geweest, en dat het probleem is opgelost door de klokken zachter te laten luiden. Een echte Oud-Hollandse polderoplossing, die het onderliggende vraagstuk onberoerd laat. En ik laat het daar verder ook bij. Mijn doel was de leerlingen duidelijk te maken dat rond erfgoed vaak meerdere belangen spelen, niet om die belangen zelf te behandelen.
De Indische Waterlelies in de Efteling zijn erfgoed, ‘want iedereen in Nederland is er wel geweest en heeft er herinneringen aan. Bovendien zijn ze door Koningin Fabiola bedacht en die is er niet meer.’ Er komt geen tegenspraak uit de klas. Maar Monsieur Cannibale, ook in de Efteling, is geen erfgoed, aldus het volgende duo. ‘Dat is geen bijzondere attractie, ik ken hem zelf ook niet eens.’ Ik vind het leuk te merken dat leerlingen het erfgoed zo persoonlijk kunnen maken of beleven: ik ken het niet, het is niet bijzonder. Maar bovendien, hoewel dat niet het belangrijkste punt is (wordt er nadrukkelijk bij gezegd), maar toch: dat de attractie racistisch zou zijn is bepaald geen pluspunt voor het verkrijgen van de erfgoed-status. Een begrijpelijke houding, als je net hebt geleerd dat erfgoed gaat over dingen die wij willen bewaren en doorgeven aan volgende generaties. ‘Negatief erfgoed’ speelt daarin een lastige rol.
De Monsieur-Cannibale kwestie veroorzaakt wat onrust in de klas, die trouwens verschillende leerlingen van kleur bevat. Ik ga er niet te diep op in maar ik zie in dit korte tijdsbestek wel al wat een fantastische ingang erfgoed kan bieden voor diepgravende lessen over ‘onze normen en waarden’ en ‘onze identiteit’. Het kan dan handig zijn om te beginnen met onderwerpen die anderen zeer ernstig beroeren, maar ons niet zo. Denk aan de paella-rel die Jamie Oliver had veroorzaakt door chorizo in het nationale Spaanse gerecht te doen: hij werd (in Spanje) uitgemaakt voor terrorist. De leerlingen die dit geval hebben gekozen vinden wel dat Paella erfgoed is, maar hebben niet veel op met de woede van de 'paella-beschermers'. Zoiets kan een goede ingang zijn voor een gesprek over wat óns woedend maakt als het gaat om erfgoed en tradities.