Wil je in deze tijd van op-afstand-lesgeven graag wat doen met erfgoed maar weet je niet hoe? Hieronder vind je 5 tips voor erfgoed-activiteiten die je leerlingen met minimale (en in ieder geval: op afstand) begeleiding kunnen doen. Let op: het zijn geen uitgewerkte erfgoedlessen maar ideeën die jou en je leerlingen hopelijk tot creatieve en zelfstandige erfgoed-activiteiten kunnen brengen. De ideeën zijn bedoeld voor leerlingen in de bovenbouw van het po, maar verschillende activiteiten kunnen ook gedaan worden door jongere leerlingen, samen met een ouder broertje of zusje. En vooral tip 4 is ook zeer geschikt voor leerlingen van het vo.
Heb je meer hulp nodig, dan kun je contact met mij opnemen (ook als je tips hebt om deze verzameling nog beter te maken). Of je wendt je tot het erfgoed- of kunstenhuis in jouw provincie of stad.
Inhoud:
- Erfstukken tentoonstellen
- Foto’s zoeken en zelf maken van toen en nu
- Ontdek, deel en kook familierecepten
- Hedendaags verzamelen
- Speuren naar je naam
1. Erfstukken tentoonstellen
Iedereen heeft erfstukken in huis. Bijna alle leerlingen, in ieder geval vanaf groep 3, weten die ook wel te vinden. De leerlingen verzamelen de erfstukken en daarna vragen ze hun ouders (als die niet zitten te thuiswerken) of er nog meer zijn. Alle erfstukken worden mooi neergezet. Ze kunnen er tekstbordjes bij maken waarop staat van wie de voorwerpen geërfd zijn.
Als de ouders tijd hebben, kunnen ze er misschien verhalen bij vertellen. Wanneer is iets in de familie gekomen? Van wie was het en zijn er nog speciale verhalen of herinneringen bij? Bijzondere dingen die de leerling wil delen, kan hij/zij noteren en later op een uitgebreider tekstbordje schrijven.
Als alles bij elkaar staat maken de leerlingen een foto van hun thuiscollectie. De leerlingen kunnen hun foto’s delen met de klas.
Ze kunnen ook elk voorwerp met het tekstbordje apart fotograferen. Daarna kunnen alle losse foto’s worden gedeeld: dan hebben jullie een online klassenmuseum met erfstukken.
Tip: Op deze website vind je een aantal mogelijkheden om online foto’s te publiceren, rangschikken en delen. Op sommige websites kun je commentaar bij de foto’s schrijven.
2. Foto’s zoeken en zelf maken van toen & nu
Veel archieven hebben foto’s op hun website staan. Zoek op ‘archief + mijn dorp of stad’. Dan moet je zoeken naar ‘beeldbank’ of ‘foto’s’ of iets dergelijks.
Vaak kun je zoeken op straatnaam. Wie veel geluk heeft, kan zijn eigen straat of misschien zelfs huis vinden. Als dat niet lukt, kan de leerling een straat of gebouw zoeken dat hij/zij goed kent en dat in de buurt ligt.
De leerlingen printen de oude foto van die straat of dat gebouw uit of ze zorgen dat ze hem op hun telefoon hebben staan.
Als er dan weer eens een wandelingetje wordt gemaakt, al dan niet met de ouders, dan gaat de leerling naar die plek en dan precies zo staan als de fotograaf van die oude foto heeft gedaan. En dan een foto maken.
Jullie kunnen met de hele klas oud-en-nieuw-foto’s delen, bijvoorbeeld op een van de websites die hierboven zijn genoemd. De leerlingen kunnen ook samenwerken aan een PowerPointpresentatie met foto’s van oud en nieuw (op Google Presentaties). Ze schrijven erbij wat er op de foto staat en hoe het was om de foto te maken. Ze vertellen wat hen is opgevallen en wat ze zelf leuker of mooier of beter vinden. De oude situatie of de nieuwe? Waarom?
Op de foto’s zie je links en rechts het huis (?) in Utrecht waar ik als student heb gewoond. Er liep een tram door mijn straat! Dat heb ik nooit geweten. En zo te zien is het huis dat er stond, gesloopt. Het nieuwe huis lijkt er totaal niet op. Er is echt heel veel veranderd.
Foto: Het Utrechts Archief. Vervaardiger: A. van de Pol, 1932.
3. Ontdek, deel en kook familierecepten
Veel mensen hebben speciale gerechten die horen bij hun familie, hun land en/of bij bepaalde gelegenheden. En omdat we toch allemaal moeten eten, is het nu een goede tijd om recepten met elkaar te delen! Sommige leerlingen weten zelf wel een bijzonder gerecht dat écht bij hun familie hoort. Ze vragen het recept aan hun vader of moeder, oma of opa. En als ze zelf niets kunnen verzinnen, omdat ze alleen maar patat en pizza’s eten,* gaan ze natuurlijk meteen naar de (groot)ouders voor een goed, echt bij de familie horend recept. Ze schrijven het zelf op of de (groot)ouders doen dat.
De leerlingen vragen of de (groot)ouders er iets bij kunnen vertellen. Waarom is dit een familierecept? Van wie heeft opa, oma, vader of moeder het geleerd? Wanneer aten zij het altijd?
Ze kunnen een mooi geheel van het recept en het verhaal maken door:
- Het op te schrijven en er plaatjes bij te plakken of tekeningen bij te maken. Dit fotograferen en delen met de klas.
- Het te typen en van foto’s of eventueel filmpjes te voorzien op bijvoorbeeld Padlet. Deze kunnen met de klas worden gedeeld.
- Een PowerPointpresentatie te maken van de verschillende stappen in het recept en van het verhaal dat erbij hoort.
Tip: Is het een ‘exotisch’ gerecht? Vraag de leerlingen te vertellen waar bepaalde ingrediënten te koop zijn. In de Toko bijvoorbeeld.
Als de recepten gedeeld zijn, kan iedereen een recept uitkiezen om thuis te gaan maken.
Leerlingen die zelf al kunnen koken, maken het gerecht zelf, anders doen ze het samen met een volwassene, in het weekend bijvoorbeeld.
Daarna schrijven de leerlingen hun ervaringen op/bij het recept en delen die met de klas. Was het lekker? Moeilijk te maken? Met wie heb je gekookt? Met wie heb je het opgegeten? Misschien kunnen jullie wel een digitaal klassenreceptenboek maken met jullie eigen verhalen erbij.
Tip: Achtergrondinformatie over de geschiedenis van ons eten: op de website voedselgeschiedenis staat een korte geschiedenis van het eten in ons land. De tekst is niet makkelijk, hij is echt voor volwassenen geschreven. Deze website heeft ook een pagina over ‘buitenlands eten’ en daar lees je over bijvoorbeeld het Indische eten in ons land, en later de populariteit van de Italiaanse keuken.
Wikikids
Ik heb geen websites gevonden met goede uitleg over de geschiedenis van onze keuken, die geschikt zijn voor kinderen. Misschien bestaan die wel niet. Waarom gaan jullie niet met de hele klas werken aan dit onderwerp op Wikikids? Losse artikelen over onze eetcultuur zijn wel te vinden op internet. Bijvoorbeeld hier, over eten in de middeleeuwen. Zulke sites kunnen de leerlingen gebruiken voor een Wikikids geschiedenis van ons eten, mét bronvermelding natuurlijk.
* Lees hier over de geschiedenis van de pizza, hier een lang verhaal over de geschiedenis van de patat en er is zelfs een filmpje van op Schooltv (t/m 8 jaar).
4. Hedendaags verzamelen
Als je aan erfgoed denkt, en aan musea waar je erfgoed kunt zien, denk je al gauw aan oude dingen. Maar de mensen die in musea bepalen wat ze willen verzamelen, en wat ze willen laten zien, denken vaak ook na over wat ze moeten verzamelen van de tijd waarin wij nu leven.
Maar hoe doen ze dat? Eén mens heeft al zó veel spullen, daar kun je wel drie museumzalen mee vullen.
De leerlingen gaan in de schoenen staan van de museummedewerker die het verzamelbeleid vormgeeft. Wat moet er bewaard worden van deze tijd, zodat mensen over 100 jaar een goed beeld krijgen van ons?
Opdracht: Je gaat (virtueel) voorwerpen verzamelen van de tijd van nu. Hoe je dat doet? Met behulp van de volgende vragen.
- Welk verhaal vertelt het voorwerp?
- Denk je dat dit verhaal later nog belangrijk zal zijn? Waarom?
- Als er heel veel voorwerpen zijn waarmee je dit verhaal kunt vertellen: kies een paar voorwerpen die echt opvallen.
- Vertelt het voorwerp iets over onze geschiedenis of onze cultuur? Wat?
Hieronder twee voorwerpen uit mijn eigen collectie. Deze voorwerpen zijn of waren niet kostbaar en ook niet zeldzaam, maar ze vertellen wel een verhaal. Het eerste voorwerp is een hoedje dat gedragen is op Koninginnedag. Dat hoedje vertelt een verhaal over onze cultuur en over een van de belangrijkste tradities van ons land.
Het tweede voorwerp is een krant. Wat daar in 2013 op de voorpagina stond, ging niet direct over ons land. Maar Nelson Mandela was ook bij ons heel erg bekend en geliefd en zijn dood was voorpaginanieuws. Als je trouwens in de geschiedenis van Zuid-Afrika duikt, bijvoorbeeld op Wikikids, dan kom je erachter dat (de dood van) Nelson Mandela veel met de vaderlandse geschiedenis te maken had.
5. Speuren naar je naam
Het Meertens Instituut onderzoekt de Nederlandse taal en cultuur. Onze voor- en achternamen behoren ook tot die taal en cultuur.
Je voornaam kun je opzoeken op de Nederlandse Voornamenbank. Op deze website zie je rechtsboven een zoekvenster. Daarnaast nog een scrolmenu; laat dat staan op ‘is gelijk aan’. Dan typ je je voornaam in en klik op zoek!
Als voorbeeld nemen we de jongensnaam Piet. Je krijgt dan een grafiek te zien met allemaal balkjes. In één oogopslag zie je hoe het in de loop der tijd gegaan is met de populariteit van de naam Piet.
Als je met je muis boven een balkje zweeft, zie je het precieze aantal in een bepaald jaar.
Als je een naam intypt die wat moderner klinkt, zoals Fleur, dan zie je meteen dat die pas veel later populair werd dan Piet.
En Wesley kwam nog wat later op, met een hoogtepunt in 1990.
De naam Mohammed piekte in 2001. Wanneer ‘begon’ die naam in ons land?
Dat is natuurlijk niet toevallig. Kijk eens naar de cijfers van de immigratie van Marokkaanse gastarbeiders. Dan is het verband snel gelegd. Hetzelfde geldt voor Turkse of Spaanse gastarbeiders.
Misschien kunnen de leerlingen de geschiedenis van hun eigen naam ook wel achterhalen.
Het is erg leuk om je eigen naam op te zoeken (ook voor volwassenen). En daarna is het interessant om je af te vragen waarom bepaalde namen in de loop der tijd meer of minder populair werden. Je kunt op de homepagina van de voornamenbank klikken op ‘populariteitslijsten’. Dan kun je per gemeente of provincie én per jaar, zien welke namen toen populair waren. Hieronder zie je bijvoorbeeld dat in 1880 in de provincie Utrecht de namen Johanna en Johannes met stip op 1 stonden. Het is ook grappig om te zien dat jongens- en meisjesnamen van elkaar afgeleid zijn: Willem en Wilhelmina, Cornelis en Cornelia, Gerrit en Geertruida…
Je achternaam vind je op de Nederlandse familienamenbank. Typ je achternaam in het zoekveld en je krijgt een kaart te zien. Dan zie je bijvoorbeeld in welke gemeente jouw achternaam het meest voorkomt. Als je een veel voorkomende achternaam hebt, zoals De Vries, dan wordt de kaart meteen veel donkerder gekleurd dan bij een naam als de mijne (Vroemen).
Je kunt op de site verschillende dingen opzoeken over je achternaam, onder andere onder: ‘analyse en verklaring’. Die informatie is niet voor kinderen geschreven. De meeste teksten zijn te moeilijk, maar je kunt er toch ook wel leuke dingen uit halen. Zo leren we dat De Vries oorspronkelijk iemand uit Friesland was. Oké, dat ligt wel voor de hand…
En hoe zit het met namen ‘van buiten’? Voor voornamen geldt hetzelfde als voor achternamen, Turkse, Marokkaanse etc. achternamen kun je ook hier opzoeken.
Op de website over slavernij Slavernij en jij kun je interessante artikelen lezen over Surinaamse achternamen.